Een fictief historisch verhaal over de dodo, de meest fantastische vogel die ooit heeft rondgelopen – want vliegen kon de kwibus niet.
Cargados Carajos, 12 februari 1662
Volkert Evertsz ligt in zijn kooi in het oneindige donker te staren. Buiten giert de wind langs de masten en door de kieren in het luik klinkt een vals fluitconcert dat zijn gehoor al uren teistert. Regen klettert op het dek boven hem en hij moet moeite doen om zijn karige maal binnen te houden. De enorme deining en slagkracht waarmee de Arnhem als een speelbal op de golven van de Indische Oceaan heen en weer wordt geslingerd, heeft hij niet eerder zo ervaren.
De reis begon rustig op 23 december 1661 toen Volkert na een maandenlange periode van relatief nietsdoen in Batavia aan boord van de Arnhem stapte. Als vloot van zeven varen ze via Kaap de Goede Hoop terug naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Alle schepen zijn tot de nok volgeladen met koper, salpeter, kamfer, suiker, indigo, kaneel en peper. Aan boord begeven zich een aantal hotemetoten uit de hoogste regionen van de Vereenigde Oostindische Compagnie.
De storm waarin de vloot zich nu begeeft, begon gistermiddag. Regen en wind sloegen zich kapot tegen de zeilen. Het was in eerste instantie een storm zoals zovelen.
Maar nu voelt het anders. Wilder, grimmiger. Het schip kraakt en knarst en piept, terwijl er anderzijds een bepaald soort gelatenheid heerst onder de bemanning. Het is angstvallig stil waar er normaal wordt gesproken, gewerkt of gedobbeld.
Zo goed en kwaad als het kan heeft Volkert al zijn bezittingen onder zijn kleren gestoken en hij wacht gelaten op wat komen gaat. Hij heeft een voorgevoel dat deze storm nog lang niet op zijn hoogtepunt is.
Zijn gedachten…
Het hele verhaal lees je hier verder!